De reeks ‘Dingen met een gat in’ is een reeks dingen met een gat in. Ze is ontstaan vanuit de vraag naar de relatie tussen deel en geheel, vanuit de vraag naar de relatie tussen een beeld en zijn context. Hoe een context betekenis verleent aan een beeld. Hoe een beeld betekenis geeft aan de context. Hoe betekenis verandert, verschuift, verdwijnt, verschijnt. Het onderwerp van de reeks is de reeks zelf. De gemeenschappelijke noemer van haar bestanddelen is volkomen arbitrair, namelijk: dingen met een gat in. De beelden kwamen niet tot stand met de bedoeling op zichzelf te kunnen staan (al wordt de mogelijkheid hiertoe niet uitgesloten). Ze bestaan van bij aanvang slechts bij de gratie van hun verzameling. De benoeming als reeks vormt de legitimatie voor registratie en betekenisgeving. De reeks is inherent aan elk beeld. Zijn de beelden abstract of werkt de repetitie abstraherend? Er is een idee van een reeks als vertrekpunt voor het registreren en verzamelen van beelden. Er is een beeld dat de aanzet vormt voor andere beelden. Er is een ding dat de aanleiding is van andere dingen. Er is een selectie, er is een volgorde. Er kan gezocht worden naar een gemeenschappelijke noemer. Er kan gedacht worden vanuit een gemeenschappelijke noemer. (Dat noemen we dan het ‘onderwerp’ van de reeks.) Misschien is één beeld een anekdote, twee beelden een relatie, drie beelden een verhaal. Marcel Duchamp: “Eén is eenheid, twee is het dubbele, de dualiteit, en drie is de rest. Of je nu drie of drie miljoen zegt, dat is hetzelfde.” Voorwaarde voor het maken van de beelden was er niet naar op zoek te gaan (wat aanvankelijk beter lukte dan naderhand). Maar ook: de idee (de reeks) stuurt de blik. De blik herkent het beeld. De blik herkent zichzelf. De wereld neemt de vorm aan van de blik, en van de idee. De benoeming als reeks leidt tot categorisering: telkens mijn blik op een ding met een gat valt, herkent het dit als een ding met een gat (dat was tevoren niet het geval). Maar niet altijd: niet alle dingen met gaten dringen mijn bewustzijn binnen. Evenmin blijven alle dingen met gaten hangen in mijn geheugen (met gaten). Wanneer ik minder aan de reeks denk, zie ik minder dingen met een gat in, zie ik de dingen met een gat in minder. De beelden zouden evengoed iets anders kunnen voorstellen. De kwaliteit ervan was van ondergeschikt belang (het gaat immers over de dingen). Gaat het over de dingen? Er zijn de dingen. Er zijn de gaten. Er is wat het ding omgeeft. En wat zich achter het ding bevindt. Er is wat doorheen het gat te zien is. De omgeving begrenst de dingen. De dingen begrenzen de gaten. De gaten begrenzen de omgeving. De dingen benemen ons het zicht. De gaten zijn perforaties in de dingen die ons het zicht ontnemen. De gaten zijn niet zo leeg als ze eruitzien. En er is de voorgrond. En er is de achtergrond. Coleridge: “The common end of all narrative, nay of all Poems, is to convert a series into a Whole: To make those events, which in real or imagined History move on in a strait Line, assume to our Understandings a circular motion – the snake with its Tail in its Mouth.” Peter Ablinger: “The work is always meant to occur as a selection from the whole. At present I like to write works where the whole should not be presented at once. The whole should remain the whole, and what we hear is just part of it.” Roland Barthes: “Dans un premier temps, la Photographie, pour surprendre, photographie le notable; mais bientôt, par un renversement connu, elle décrète notable ce qu’elle photographie.”