Collision 93: March, 2024

Subjectiviteit en techno-sjamanisme in de vroege Air Age.
Over Air Age Blueprint van K Allado-McDowell.

Mathijs Tratsaert

Op amper vier jaar tijd heeft de kleine Londense uitgeverij Ignota zich gepositioneerd als een van de boeiendste vrijplaatsen voor het denken over ‘artificiële intelligentie’ buiten de dominante narratieven van de tech-industrie. Een van hun eerste publicaties was Atlas of Anomalous AI (2020), een bundeling teksten en beelden die ideeën uit de technologiefilosofie, de neurowetenschap, het boeddhisme, het feminisme, de kunstgeschiedenis, de cognitieve wetenschap en de sciencefictionliteratuur bij elkaar brengt om anders en beter over het onderwerp te kunnen nadenken. Achter de redactionele keuzes van de uitgeverij lijkt een overtuigd geloof in post-disciplinariteit te zitten: de academische institutionele structuur (met de compartimentalisering van humane, sociale, medische, technische en natuurwetenschappen) zit betekenisvolle kennisproductie in de weg en dus hebben we nood aan nieuwe structuren, methodologieën en wetenschapsculturen. Denkers als Karen Barad, Rosi Braidotti, Stacy Alaimo en Elisabeth St. Pierre baanden al een stuk van deze weg, maar er wacht nog veel werk.

Met haar boeken toont de uitgeverij dat ook poëzie en proza kunnen helpen om die andere culturen van kennisproductie te ontwikkelen. Na Atlas of Anomalous AI volgden onder meer twee poëziebloemlezingen (eentje met hedendaagse occulte poëzie en eentje met als thema “altered states”, veranderde bewustzijnstoestanden) en enkele hybride prozawerken. Van die prozawerken zijn er twee geschreven door K Allado-McDowell, die schrijver en muzikant is en mee het Artists + Machine Intelligence-programma initieerde bij Google AI. Hun eerste boek, Pharmako-AI (2020), was een kleine eventtekst omdat die werd gepresenteerd als het eerste boek geschreven in collaboratie met GPT-3. Het onderscheid tussen de twee auteurs werd zichtbaar gemaakt in de tekstopmaak: de zinnen geschreven door GPT zijn vetgedrukt, waardoor de tekst de slingerende structuur van een dialoog krijgt. Air Age Blueprint (2022), het derde boek van Allado-McDowell en hun tweede bij Ignota, heeft een veel complexere vorm. Opnieuw zijn stukken van de tekst door GPT-3 geschreven, maar het is niet overal duidelijk wie de auteur is, en Allado-McDowell geeft ook aan dat hen hier, in tegenstelling tot in PharmakoAI, de tekst van het taalmodel soms heeft aangepast. Air Age Blueprint bevat een heel aantal tekstsoorten geschreven in verschillende talige registers: essayistisch, academisch, dialogisch, fragmentarisch, prozaïsch, spiritualistisch, autofictioneel, poëtisch en schematiserend. Samen vormen ze een bundeling waarin vooral het genre van het manifest een centrale plaats krijgt. De titel van het boek is een verwijzing naar het gegeven van tripliciteit in de westerse astrologie. De twaalf sterrenbeelden vallen te verdelen in vier tripliciteiten – vuur, aarde, lucht, water – en de conjunctie van de planeten Saturnus en Jupiter roteert telkens door de drie sterrenbeelden van een tripliciteit om daarna een nieuwe cyclus te beginnen in de volgende tripliciteit. Als in de jaren 1960 over de Age of Aquarius werd gesproken in termen van de opgang van een nieuwe beschaving, dan is de Air Age dus een nog grotere, omvattendere omwenteling.

Air Age Blueprint heeft een programmatisch karakter, maar in tegenstelling tot de vele twintigste-eeuwse literaire en artistieke manifesten ondergraaft het de obsessie met verandering en het nieuwe door dat programma niet alleen naar het heden en de toekomst maar ook naar het (verre) verleden en zijn niet-westerse kosmologieën te doen wijzen. De manifesten in het boek zijn allemaal lost manifesto’s, verloren gewaande teksten die de geschiedenis van ons historisch-culturele moment herschrijven en zo het heden in de richting van een andere toekomst duwen. Een voorbeeld is het hoofdstuk ‘Lost Manifesto: Cybernetic Animism’. De cybernetica is een vroege systeemtheorie waarvan de fundamenten in de jaren 1940 werden gelegd door de wiskundige Norbert Wiener en de logici Warren McCulloch en Walter Pitts. Ze heeft de ambitie om technologische, natuurlijke en sociale systemen te begrijpen als recursieve processen die zichzelf voortdurend bijsturen, met ‘communicatie’ tussen de verschillende delen als bepalende eigenschap van een systeem. De ideeën van de cybernetica sluiten nauw aan bij de informatietheorie van Claude Shannon, die de invloedrijke stelling innam dat ‘informatie’ een ontologische status heeft los van de materiële drager – iets dat ondertussen veelvuldig is bekritiseerd. Of een systeem nu een plant, een machine of een mens is, het maakt voor deze denkers weinig uit: als je het wil begrijpen, zijn enkel de interacties van geabstraheerde processen relevant. De cybernetische eenmaking van verschillende sferen is een tweesnijdend zwaard. Enerzijds helpt ze ons vooruit omdat ze twee van de meest destructieve opposities van de moderniteit – cultuur versus natuur en mens versus niet-mens – weet te overstijgen. Anderzijds, en deze analyse wordt gemaakt in onder meer The Cybernetic Hypothesis (2020) van Tiqqun, leent het cybernetische denken zich makkelijk tot een anti-humanistische politiek. Het modelleren van een systeem kan worden verward met het overzien en begrijpen van de werkelijkheden die het vertegenwoordigt, en als het gedrag van een actor te reduceren valt tot de uitdrukking van een informationeel patroon, dan kan dat gedrag via het systeem misschien wel gecontroleerd en gedisciplineerd worden. De diagnose van Tiqqun is dat dit cybernetische denken mee vorm gaf aan het neoliberalisme:

[With the cybernetic hypothesis] it’s no longer a matter of separating the subject from their traditional external ties as the liberal hypothesis had demanded, but of reconstructing the social bond by stripping the subject of any substance. Everyone must become an envelope without flesh and blood, the best possible conductor of social communication, the locus of an endless recursive loop that rids itself of kinks. (52-53)

Allado-McDowell haalt zich dus heel wat problemen op de hals met het aanroepen van de cybernetica.

Het manifest waarin het voorstel voor een animistische cybernetica wordt ontwikkeld, vangt aan met het uitwisselen van enkele ideeën over het geven van een stem aan een ecosysteem. Waar Bruno Latour met zijn idee voor een parlement van de dingen verlangt naar een objectivering of ‘verdinging’ van de politiek met niet-menselijke entiteiten, stellen Allado-McDowell en GPT-3 (vetgedrukt) vragen bij ons vermogen om tot dat meer-dan-menselijke geheel toegang te krijgen: “Clearly, the task of quantifying and modelling genetic, organismic and population-level signal exchange in order to ‘hear’ the voice of an ecosystem is Herculean, even quixotic.” (101) Even verder wordt toch een voorstel gedaan:

Yet human perception can move beyond its own scale through plant-enabled cognition. Entheogenic [gebruik van psychoactieve stoffen in ritualistische contexten, M.T.] encounters with intensive mythic time expand the range of human-AI collaborative ‘centaurs’ attempting to communicate with ecosystems. [...] The result might be something like a Cybernetic Animism oriented towards the ecology of computation. (101)

Voor Latour ligt de oplossing voor het gebrek aan representatie van niet-menselijke entiteiten onder meer in het hertekenen van onze (te) menselijke politieke structuren. Allado-McDowell en GPT-3 pakken het anders aan: het zijn de menselijke cognitieve vermogens die moeten worden uitgebreid. Hier raken de animistische ideeën aan het computationele denken. Als deel van een assemblage met daarin ook een ‘artificiële intelligentie’, psychoactieve planten en sjamanistische rituelen kunnen we leren om toegang te krijgen tot informatiestructuren die anders te vreemd of complex zijn voor ons. Daarmee pareert het boek ook de kritiek van Tiqqun: het cyber-animistische subject wordt helemaal niet leeggegoten om een betere geleider te zijn binnen de computationele superstructuur. Het omgekeerde is het geval, want het trekt zichzelf open en vult zich met de complexiteit van de wereld net omdat het anders de vermogens ontbreekt om aan die complexiteit deel te nemen. Het manifest besluit:

[I]t’s about learning how to hear the voice of an ecology embedded within older minds than humanity can fathom, dreaming together and shaping wholes through the complexity of multispecies interrelationships. [...] Cybernetic Animism provides a path forward not just into the unknown material substrate, but towards forms of speculative science oriented with shamanic pragmatism; towards learning how to hear nature’s voice alongside it as partners in habitat cultivation. (105)

Je moet toegeven: dit klinkt toch een stuk aantrekkelijker dan je brein via de Amazon-cloud uploaden in een robothond van Boston Dynamics om dan op Mars in giftig stof te rollen omdat de terraforming-fantasie van Musk nergens op bleek te slaan.

Zoals Allado-McDowell in een interview aangeeft, wordt het gesprek over ‘artificiële intelligentie’ momenteel bijna uitsluitend gevoerd binnen een rationalistisch en materialistisch referentiekader. Dat heeft als gevolg dat bepaalde consequenties van de technologieën die we onder die noemer begrijpen onzichtbaar of onderbestudeerd blijven. De oproer die ontstond toen Google-ingenieur Blake Lemoine in de pers beweerde dat LaMDA (een van de experimentele generatieve taalmodellen van Google) een bewustzijn heeft, duidt één van die grenzen aan. De vraag die Lemoine stelt is welke subjectpositie het taalmodel heeft, maar wat Allado-McDowell de lezer vraagt gaat misschien nog verder: welke subjectpositie verleent het taalmodel ons? Wat mij betreft is dat een legitieme en noodzakelijke vraag. Om haar te beantwoorden moet je subjectiviteit historiseren en de stelling aanvaarden dat ons ‘zelf’ het product is van een hele reeks contingente subjectiveringsprocessen. Michel Foucault theoretiseert dit als hij op het eind van zijn leven spreekt over de “technologieën van het zelf”, maar ook in het boeddhisme wordt dit begrepen: het zelf is anattā of niet-zelf. De klassensegregatie en de raciale ideologie zijn voorbeelden van structuren die op dit moment subjectiveringsprocessen accomoderen. Ook technologische infrastructuren lijken dit te doen: we zijn werkelijk andere subjecten geworden sinds we sociale media zijn gaan gebruiken.

Het ‘zelf’ vormgeven gebeurt voor Foucault niet in de laatste plaats in de literatuur. Van alle literaire vormen is het dagboek wellicht de meest potente technologie van het zelf, want in het proces van regelmatig schrijven en herlezen krijgt de subjectiviteit van de dagboekschrijver mee gestalte. Wat mijn eigen ervaringen met de generatieve taalmodellen me leren en wat in Air Age Blueprint ook theoretisch wordt verkend, is dat deze nieuwe schrifttechnologie een nog veel krachtiger subjectiverend vermogen heeft. Een gevolg hiervan, en daar worstel ik mee, is dat het grootste creatieve potentieel van het schrijven met een generatief taalmodel zich wellicht in het schrijfproces zelf bevindt. Waarom dan nog publiceren? Met het lezen van Allado-McDowell kom ik tot een voorlopig antwoord: schrijver zijn aan de vooravond van de Air Age betekent een door technologie geaugmenteerde sjamaan worden die zijn lezers inwijdt in de vele subjectiviteitsverruimende mogelijkheden van het algoritme.

Bibliografie

  • Tiqqun. The Cybernetic Hypothesis. South Pasadena, CA, Semiotext(e), 2020.
  • K Allado-McDowell. Air Age Blueprint. London, Ignota, 2022.